Aanbestedingswetgeving vloeit voort uit internationale handelsafspraken tussen regeringen van verschillende landen wereldwijd. Die afspraken zijn in Europa omgezet in richtlijnen. Europese lidstaten zijn verplicht om de richtlijnen om te zetten in nationale wetgeving.

Europese Richtlijnen

  1. Richtlijn 2014/23/EU voor concessies, deels nieuw en ter gedeeltelijke vervanging van 2004/18/EG.

  2. Richtlijn 2014/24/EU voor overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, vervangt 2004/18/EG.

  3. Richtlijn 2014/25/EU voor opdrachten in de sectoren wateren energievoorziening, vervoer en postdiensten, ook genoemd speciale sectoren, vervangt 2004/17/EG.

Huidige Nederlandse wet- en regelgeving

  1. Aanbestedingswet 2012, gewijzigd door middel van de wet wijziging Aanbestedingswet.

  2. Aanbestedingsreglement Werken 2016 (ARW 2016).

  3. De Gids Proportionaliteit (1e herziening) en het ARW 2016 in het besluit tot wijziging van het Aanbestedingsbesluit aangewezen als verplichte richtsnoeren.

Het Aanbestedingsreglement Werken heet zo omdat het destijds is opgesteld op initiatief van de bouwende ministeries om te voorzien in de behoefte aan regelgeving voor werken onder de drempel. Het ARW 2016 kan echter ook voor leveringen en diensten worden toegepast.

Regels voor aanbesteden door de overheid

Een inkoopopdracht van de overheid heet een aanbesteding. De overheid moet zich aan bepaalde regels houden bij aanbestedingen. Door deze regels kopen overheden integer in. En ze krijgen de beste kwaliteit voor een zo goed mogelijke prijs. Ondernemers krijgen door de regels een eerlijke kans om een overheidsopdracht te winnen. De regels staan in de Aanbestedingswet 2012.

Partijen bij de overheid die moeten aanbesteden

Aanbestedingsregels gelden voor:

  1. de Rijksoverheid;

  2. gemeenten, provincies en waterschappen;

  3. publiekrechtelijke instellingen (zoals universiteiten en scholen);

  4. speciale-sectorbedrijven (zoals drinkwaterbedrijven, energiebedrijven en vervoersdiensten als Schiphol en de NS).